Paneldiscussie

23 mei, 17:03


‘Wilde ideeën’ vinden vruchtbare bodem.

Het was heel even puzzelen hoe zeven panelleden en een discussieleider op het kleine podium te passen, maar met even schuiven en schikken was een goede indeling snel gevonden. Het bleek een voorbode voor het verloop van het gesprek onder leiding van portefeuillehouder klimaat en water Pier Vellinga van de Waddenacademie. Blij en hoopvol waren de woorden waarmee Jantsje van Loon van de Wageningen Universiteit terugkeek op de reacties op de ‘wilde ideeën’ waarmee zij het panelgesprek op uitnodiging van Vellinga opende.

Samen met onder meer Mindert de Vries van Deltares heeft Van Loon een aantal scenario’s ontwikkeld die een antwoord bieden op een zeespiegelstijging van één tot twee meter. De eerste afbeelding die ze liet zien, maakte in een oogopslag de noodzaak van dit soort scenario’s duidelijk. Op een klein puntje Friese Wouden na, was de provincie Fryslân blauw. Gelukkig heeft de provincie niet alleen een zeewerende dijk, maar vanuit het verleden een dubbele dijk. Die kwam terug in beide scenario’s die ze als aanzet voor de paneldiscussie toelichtte. Het eerste ging uit van voldoende sediment voor het vormen van een voorland, het tweede van een situatie waarin daarvan geen gebruik gemaakt kan worden.

In beide gevallen moet de oplossing zowel rekening houden met water dat over de dijk komt als met kwelwater dat onder de dijk door komt. Bij voldoende sediment stijgt de Waddenzee mee met de zeespiegelstijging en kan tot op zekere hoogte worden volstaan met het verhogen van de dijk. Maar Van Loon en partners kwamen met een andere oplossing, waarin het gebied tussen de primaire dijk en de achterliggende tweede dijk ruimte biedt aan zout water. Hier is dan bijvoorbeeld zilte landbouw mogelijk, maar het ‘tussenland’ kan ook andere functies krijgen, denk aan duurzame energiewinning. In het tweede scenario wordt hetzelfde land gebruikt om met zoetwater tegendruk te bieden aan het opkomende kwelwater. Beide scenario’s vragen volgens Van Loon nog veel onderzoek naar onder meer de reactie van de bodem op de nieuwe functies.

Na de uitleg was het tijd voor de overige panelleden om hun kijk te geven op beide toekomstbeelden. Als eerste gaf Vellinga het woord aan Aaltje Rispens, agrarisch ondernemer en vertegenwoordiger van de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Zij zou nog wel een stapje ‘wilder’ willen gaan, vertelde ze, door na te denken over het gebruiken van het sediment om de eilanden te verbinden en zo het voorland veel groter te maken. “Dan worden we de kwelderacademie”, vatte Vellinga haar toelichting gevat samen. Rispens verwees verder naar het verhaal dat Tineke de Vries eerder op de middag hield. Ook volgens Rispens is er vooral meer onderzoek nodig naar zowel verzilting als het benutten van de zoetwaterbel, de bodem en teelten.

Ook Ernst Lofvers van Rijkswaterstaat wees in reactie op de scenario’s op de noodzaak van meer onderzoek, maar dan naar de ontwikkeling van de Waddenzee. We weten volgens hem nog onvoldoende wat die in de toekomst gaat brengen. “Tot nu toe groeit de kwelder sterker mee dan de zeespiegelstijging. Dat is lastig voor de bereikbaarheid, maar goed voor de waterveiligheid.” Ook hij wilde nog wel een idee toevoegen aan de beelden van Van Loon. “Misschien moeten we gaan nadenken over het nog meer naar binnen brengen van sediment. Een vruchtbare laag slib over het land.”

“Als je deze voorstellen hoort, hoe verklaar je dan wat er gebeurt aan de bewoners van het gebied?”, wilde Vellinga weten van wethouder Marriete van Visser van de gemeente Het Hogeland. Zij zou, antwoordde ze, vooral wijzen op de samenhang in de aanpak en de samenwerking tussen de partijen die zich daarmee bezighouden. Waar Rijkswaterstaat en de waterschappen voorheen van de technische oplossingen waren, kijken ze nu veel meer samen met anderen naar hoe meerwaarde kan worden gerealiseerd met de opgave die er vanuit veiligheid ligt. Zo werd er recent in het marnegebied geen dijk langs een weg gelegd, maar werd de weg verhoogd als dijk, waardoor die gebruikers nu een mooi uitzicht biedt op het weidse landschap.

Eisse Luijtjens van waterschap Noorderzijlvest kon zich goed in dat beeld vinden, zoals hij zich ook kon vinden in het verhaal van Tineke de Vries. “We staan positief tegenover deze nieuwe ideeën. We weten niet wat eruit gaat komen, maar we weten wel dat we elkaar moeten vasthouden en dat we samen moeten ‘meten en weten’. Ik heb nog wel eens een blauw jasje aan, maar wij hebben als waterschap tegenwoordig ook omgevingsmanagers, die samen met de omgeving kijken naar oplossingen. Vanuit het hoogwaterbeschermingsplan kijken we vijftig jaar vooruit, maar we willen ook verder kijken. Laten we eerst denken in mogelijkheden, dan komen we er wel achter of het kan.”

Rieks van der Wal van Staatsbosbeheer greep in zijn reactie terug op het verhaal van Wouter van der Heij van de Waddenvereniging. Geen beteugeld estuarium, geen bevrijd estuarium, zoals Van der Heij stelde, maar vrijheid in gebondenheid is wat hem betreft wat het Lauwersmeergebied nodig heeft. “Laten we vanuit de natuurwaarden samen uitzoeken hoeveel dynamiek we kunnen toelaten in dit gebied”, riep hij op.

Ook Atse Numan van Wetterskip Fryslân schok niet van de ‘wilde ideeën’ van Van Loon. “Ze zijn niet zo zeer wild, maar naar de toekomst heel realistisch. Ik denk dat de dijkversterking op Ameland ons laatste ‘technische project’ was. Voor de dijkversterking Koehorn-Lauwersmeer kijken we al veel meer vanuit alle opgaven voor het gebied. We willen nu ‘no-regretmaatregelen’ nemen, dat betekent dat we verder moeten kijken dan 50 jaar.

Zelfs met zeven panelleden bleek er nog even tijd over voor vragen uit de zaal. Ook die gingen over de mate waarin het gebied geschikt is om te experimenteren met nieuwe ideeën en het samenbrengen van opgaven. Het Lauwersmeer kan goed een experimenteergebied zijn, gaf Luijtjens de algemene conclusie weer, “mits die experimenten passen bij het gebied”. En dat bracht Van Loon dus tot de woorden blij en hoopvol in haar reactie op de reacties. “Ik dacht dat we met wilde plannen kwamen, maar ik hoor hier vooral ‘wij gaan er graag mee aan de slag’.”